donderdag 29 april 2010

De vulkaanuitbarsting heeft ook mijn reis beinvloed. Ik kon gelukkig met zo’n beetje de eerste intercontinentale vlucht mee naar Chicago, maar een hoop andere Europese deelnemers aan het symposium lukte dat niet meer. Meer dan 40 deelnemers bleven weg en dat maakt alles veel kleiner, maar ook wel intiemer. Tijdens dit symposium volg ik vooral de sessies die gaan over “Kunst en Onderzoek’’, een onderwerp dat ook in Nederlandse academies een belangrijk vraagstuk vormen. Hoe definieren wij onderzoek en hoe verhoudt zich dat tot wetenschappelijk onderzoek? Telkens weer lijkt er een onvergelijkbaar vocabulair tussen de Universiteiten en de kunstacademies, wij spreken elkaar taal maar slecht. Er zijn een aantal leuke en interessante sprekers, maar het leukste inzicht komt van een dame uit Nieuw Zeeland die de tip heeft om vooral met mensen uit de exacte wetenschappen op te trekken. Deze lijken veel meer in tune te zijn met hoe kunstenaars opereren dan mensen uit de geesteswetenschappen. Wetenschappers uit de exacte hoek voelen zich ook prima op hun gemak met termen als creativiteit en inspiratie met betrekking tot hun eigen onderzoekswerk, veel meer dan bijvoorbeeld historicie of filosofen.
Ik probeer deze reis ook zoveel mogelijk mensen te spreken die met fotografie en onderwijs bezig zijn. Voor mij is het belangrijk te weten of wij met onze master wel in de pas lopen met internationale ontwikkelingen. Ik heb een ontmoeting met Karen Irvine, hoofdcurator van het Museum of Contemporary Photography. Dit museum is aan het Columbia Colege of Art verbonden en bestaat al dertig jaar. Zij hebben een onafhankelijk tentoonstellingsbeleid, maar vervullen een belangrijke rol in het onderwijs. Terwijl ik met Karen rondloop is er net een les gaande, een docente staat met een foto vanSally Man in haar handen uitleg te geven. Docenten mogen hier uit de collectie putten voor hun lessen, oh wat zou ik dat ook graag willen: tijdens de lessen niet naar plaatjes kijken, maar naar foto’s. Het Museum heeft een samenwerkingverband met ABNAmro en stelt regelmatig Nederlandse fotografie uit de collectie van deze bank tentoon.
Mijn volgende ontmoeting is met Bob Thall, hij is de leider van de master fotografie aan de Coloumbia College of Art. Het is een leuk en collegiaal gesprek waaruit blijkt dat studenten in de VS geen haar anders zijn dan in Nederland. Enig verschil is dat de studenten hier hun studie zelf betalen, 12 to 18 duizend dolar per jaar! Bob moet zich dan ook niet zolas ik, aan de politiek verantwoorden, maar aan de ouders en studenten. Dat lijkt mij wel een andere dynamiek opleveren. Zo kan bijvoorbeeld bij alle bachelor richtingen iedreen met een middelbareschool diploma toegelaten worden. Je hoeft geen portfolio te hebben, geen ervaring met dans of theater... De beslissing of dit een verantwoorde studiekeuze is ligt bij jezelf. Zo’n 250 studenten beginnen aaan het eerste jaar fotografie en ongeveer 125 studeren er na 4 jaar af. Bij de master was het lang ook mogelijk om vanuit elke vooropleiding toelating te doen, als je portfolio maar goed was. Daar komt nu verandering is omdat het toch te moeilijk bleek om mensen bij te spijkeren op achterstanden in bijvoorbeeld techniek of theorie. Daar worstelen wij soms ook wel mee. Uit onze gesprekken blijkt dat onze kijk op onderwijs en de toekomst van de fotografie heel dicht bij elkaar liggen. Bij StJoost zijn wel al verder met het onderwijs in het bewegende beeld . Natuurlijk hebben ook Amerikaanse studenten behoefte om zich daarin te ontwikkelen, maar zij hebben nog niet de juiste vorm gevonden. Dat geeft meteen een goede aanleiding voor de uitwisseling die wij beide heel erg zien zitten.
Terwijl ik hier van workshop naar afspraak wandel , zijn toevallig ook de studenten van de master beeldende kunst van StJoost in Chicago. Zij nemen deel aan een alternatieve kunstbeurs in een communitycenter ver van het opgepoetste downtown. Het is onzettend leuk om ze daar te ontmoeten en daardoor nog de sfeer van de wat rauwere kunstscene op te snuiven. Omdat er vrijwel geen staatsfondsen bestaan voor de kunst en private fondsen vooral voor prestigeuse kunstinstellingen ingezet worden, draait de alternatieve scene nog sterker dan bij ons om solidariteit en uitwisseling. Het maakt mensen heel erg open en cooperatief. Kennis, infrastructuur en diensten worden vrijelijk gedeeld, heilige huisjes zul je daardoor niet snel tegen komen. De studenten zullen nog twee weken in Chicago blijven en hebben nog twee andere tentoonstellingen in de maak. Ik reis vandaag naar New York om daar ontmoetingen te hebben met mensen van Parsons New School of Design en Pratt

Geen opmerkingen:

Een reactie posten